Mozart, portret van Krafft
   
 

 

 
De wonderbaarlijke Wunderlich-fluit van Hubert Barwahser

"Ik heb de harp van Rosa Spier in huis! Het instrument is helemaal opgeknapt en heeft een schitterende klank. Het is alsof de historie door mij heen stroomt", vertelt de opgewonden stem van harpiste Erika Waardenburg mij door de telefoon, het is najaar 2005.
Door mijn werk als artistiek leider van de Leo Smit Stichting, houd ik mij al vele jaren bezig met het programmeren van werken van Nederlandse componisten uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Deze rijke, maar onderbelichte periode in onze muziekgeschiedenis levert regelmatig nieuwe verrassingen op. Leo Smit schreef verschillende werken voor de harpiste Rosa Spier, o.a. het Trio voor fluit, altviool en harp en het Kwintet voor fluit, strijktrio en harp. Een week later krijg ik van Erika een heel pakket informatie over Rosa Spier en haar Wurlitzer harp, die ook nog lange tijd door Phia Berghout, leerlinge en opvolgster van Rosa Spier, werd bespeeld.
Bij de informatie zit een programmaboekje van een concert dat Phia Berghout heeft gegeven in de Kleine Zaal van het Concertgebouw, samen met fluitist Hubert Barwahser, op 28 april 1951. Het was hun debuut als duo. Barwahser en Berghout speelden beiden in het Concertgebouworkest en zouden jarenlang een duo blijven. Op het programma stonden bijna allemaal premières: werken van Sem Dresden, Henk Bijvanck, Karel Mengelberg, Lex van Delden, Marius Flothuis, Hendrik Andriessen en Henk Badings. Het duo wist vele componisten te inspireren om speciaal voor hen stukken te schrijven, en de Kleine Zaal van Concertgebouw was in die tijd de aangewezen plek om deze stukken in première te brengen.

Ik bel Erika op en - al pratende - komen we op het idee om een replica concert te geven, waarbij we precies hetzelfde programma als Barwahser en Berghout willen uitvoeren. Nu, vijfenvijftig jaar later en het liefst in de Kleine Zaal. Het lijkt ons interessant: hoe kijken we nu aan tegen de stukken, die toen nieuw en -waarschijnlijk-uiterst modern waren. Klinken ze nu nog modern of klinken ze nu klassiek? Zijn het stukken, die een vaste plek binnen het fluit/harp repertoire hebben verworven of zijn het vergeten composities? Schreven de componisten van toen beter voor de instrumenten dan de componisten van nu?
Vele vragen waarop we graag een antwoord willen hebben. We zijn allebei razend enthousiast over dit idee. Maar als ik de telefoon heb opgehangen, bedenk ik opeens dat er iets ontbreekt aan dit mooie plan: straks speelt Erika op de prachtige oude harp van Rosa Spier en dan sta ik daar met mijn moderne Amerikaanse open-kleppen fluit..........

Hubert Barwahser Waar zou de fluit van Hubert Barwahser gebleven zijn? Ik besluit Paul Verhey op te bellen, hij was immers een leerling van Hubert Barwahser. Paul vertelt mij dat Hubert Barwahser op een Wunderlich fluit speelde, maar waar de fluit zich bevindt, kan hij mij niet vertellen. Ik probeer het bij fluitreparateur Jan Hoving. Deze geeft mij de tip om het aan Hans van de Weijer te vragen. Hans speelde jarenlang piccolo in het Concertgebouworkest, ook nog in de tijd dat Hubert Barwahser eerste fluitist was. En Hans heeft de gouden tip: "Anneke Barwahser, de weduwe van Hubert, woont in Dalfsen. Zij zal je zeker kunnen helpen".
Even later ben ik in gesprek met de 83-jarige Anneke Barwahser. En wat blijkt? De fluit is nooit verkocht en ligt al twintig jaar keurig in zijn doosje. Als een soort Doornroosje in een lange diepe winterslaap.

Een paar weken later ga ik bij Anneke Barwahser op bezoek in haar gezellige lichte huis met prachtige rozentuin. Op de vleugel ligt de Wunderlich fluit klaar om bekeken en-voor het eerst in twintig jaar-bespeeld te worden. Een zeer oude dichte-kleppen fluit met cis-hevel en een linkerhand steuntje erop gesoldeerd. Een beetje zwart uitgeslagen, maar ik kan er nog op spelen - al sluiten de polsters alleen onder stevige vingerdruk.
Wow, wat een groot geluid heeft dit instrument, diep en gonzend. Een heel ander klankideaal dan mijn wendbare Jack Moore fluit met Burkhardt kop. Ik bekijk het instrument nog eens goed. Albert Wunderlich staat erop, met daaronder, Wernitzgrün i./S. Een opvallend e-mechaniek met stelschroefje eraan, opgesoldeerde toongaten. He, maar wat is dat? Het kopstuk hoort er niet bij! Er zit een Müller kopstuk op.

Anneke Barwahser is zeer jeugdig voor haar drie en tachtig jaren. Ze toont me allerlei foto's van haar man, knipselboeken, grammofoonplaten enz. We praten honderd uit. Het eind van het liedje is dat ik de fluit mee naar huis mag nemen om er nog wat meer op te spelen. Ik vind dat een grote eer. De fluit gaat -heel voorzichtig- in mijn tas en ik rijd met de kostbare lading terug naar Amsterdam.
Thuisgekomen ga ik op internet zoeken of ik wat informatie kan vinden over Albert Wunderlich, de fluitbouwer uit Wernitzgrün. Veel is er niet te vinden. Wernitzgrün is een klein Duits plaatsje met een paar honderd inwoners onder de rook van Markneukirchen, vlakbij de Tsjechische grens. In dit gebied zijn van oudsher vele instrumentbouwers, zowel voor blaas- als voor strijkinstrumenten. De naam Wunderlich komt in de regio veel voor, maar over de fluitbouwer vind ik aanvankelijk niets. Later vind ik in het artikel 'Querflötenkauf' van Klaus Dapper in Flöte Aktuell van enkele jaren geleden zijn jaartallen, 1878-1939, er staat ook dat hij waarschijnlijk eerst bij Rittershausen gewerkt heeft. Het bedrijf heeft na Albert Wunderlichs dood nog tot 1961 bestaan.

Een week later belt Anneke mij op en zegt letterlijk: "Ik heb er nog eens over nagedacht, maar ik vind dat de Wunderlichfluit maar bij jou moet blijven. Al die jaren heeft niemand zich erom bekommerd. Ik vind het een heerlijk idee als de fluit van Hubert nu eindelijk weer bespeeld wordt." Bij deze woorden begin ik helemaal te gloeien van blijdschap.
Het is duidelijk dat de fluit opgeknapt moet worden, want in de huidige staat kan je er niet behoorlijk op spelen. In overleg met Anneke wordt besloten om de fluit te laten reviseren door de bekende reparateur Jos Holstegge.
De revisie is niet eenvoudig en Jos is iemand, die tot het uiterste gaat om een instrument weer in optimale staat te krijgen. Wanneer ik de fluit kom ophalen, laat Jos mij in de huiskamer en gaat zelf naar zijn atelier. De fluit ligt op tafel en ziet er schitterend uit. Het linkerhandsteuntje is eraf, maar de cis-hevel is gebleven. Ik mag de fluit in alle rust proberen.
Ik begin te spelen en ik weet niet wat me overkomt: een toverfluit met een geweldige grote klank, een perfecte resonans, in alle registers egaal, een supersterke laagte, een intense kern in de toon en de hoge noten vliegen er met het grootste gemak uit. Ik besef nu pas echt wat voor een ongelofelijk cadeau ik heb gekregen en - niet verder vertellen - ik ben zo ontroerd dat ik in tranen uitbarst. Als Jos - na een halfuurtje - weer binnenkomt krijgt hij een zoen, ergens in zijn baard.

Natuurlijk krijgt Anneke de fluit ook te zien en te horen. Ik speel een stukje Mozart (concert in G) voor haar, een deel uit de Bach-Partita en Syrinx van Debussy. Allemaal stukken, die ze vroeger heel vaak heeft gehoord. Ze vind het heerlijk dat er in het Barwahser-huis weer fluitmuziek klinkt. Ze vraagt of ik voor haar verjaardag een huisconcert wil geven samen met Erika Waardenburg. Natuurlijk willen we dat. Nu hebben we meteen een aanleiding om te gaan repeteren.

Op 25 juni 2006 is het zover. We spelen op verzoek van Anneke werken van Theo Smit Sibinga, Marius Flothuis en Hendrik Andriessen plus nog wat klassieke fluit-harp stukjes.
Het is een heel ontroerend idee dat de harp van Rosa Spier en de fluit van Hubert Barwahser na vele jaren weer samen op een concert klinken. Het publiek is wild-enthousiast en wij zijn dat ook!

Eleonore Pameijer.

terug   zurück